Onze-Lieve-Vrouw, H. Elisabeth, H. Theresia [verdwenen] - Graanmarkt (vml. kerk discalsenklooster, ongeschoeide karmelieten) [verdwenen]
Alexandre François Schobbens, 1754, natuursteen (witte steen)
Geen afbeeldingen beschikbaar.
Aan de Graanmarkt, op de locatie waar zich nu het Horta-café en (deels) de Stadsschouwburg bevinden, stond in het Ancien Régime het klooster en kerk van de Discalsen of ongeschoeide karmelieten. Later werden de gebouwen omgevormd tot militair arsenaal en tenslotte gesloopt.
Tot in 1796 waren in de kerkgevel drie natuurstene beelden van Alexander Schobbens (1720-1781) uit 1754 te zien: een Onze-Lieve-Vrouw, een H. Elisabeth van Hongarije en een H. Theresia.
Thyssen vermeld deze werken niet in zijn alfabetische opsomming per parochie, wel in de bespreking van de beeldhouwrs. Maar een beeld van de H. Jozef boven de kerkdeur komt in zijn straatnaambespreking wel voor, onder de verdwenen beelden.
Archief: Hs1491, f° 13v°]
Iconografie: niet bekend
Thyssen 1902, p. 36; Thyssen 1922, p. 26 ('De beeldhouwers')
Referentie:
vkb1.1254 - Onze-Lieve-Vrouw;
vkb1.1255 - H. Elisabeth van Hongarije;
vkb1.1256 - H. Theresia
Teksten:
De Graanmerkt. In den gevel van de kerk der Carmeliten Discalsen prijkten voorheen (1796) drij fraeye steenen beelden uitgevoerd in 1754 door A. Schobbens. Verbeeldende de H. Maagd, de H. Theresia en de H. Elisabeth van Hongarië. Dees klooster dient thans, 1868, voor arsenaal. [Hs1491, f° 13v°]
Schobbens, Alex. Frans, geboren te Antwerpen, op 9 October 1720, leerling van Van Papenhoven en daarna van C. Struyf, stierf aldaar op 15 November 1781. Eenige werken:
1. O.L. Vrouw van de VII Weeën, in St-Antonius. — 2. De H. Maagd, de HH. Theresia en Elisabeth, in witten steen, op den voorgevel van het vroegere klooster der Carmelieten Discalsen. — 3. Het vermaard en miraculeus beeldje van St-Jozef bij de Carmelieten, dat in 1868 bij de Theresianen op den Rogier geplaatst werd. — 4. De Zaligmaker en weenende engeltjes, op het monument de Borsbeke, in de vroegere Ste-Walburgiskerk. [Thyssen 1902, p. 36 en Thyssen 1922, p. 26 ('De beeldhouwers')]