Christus aan het kruis [herbestemd] - Falconplein
Christuscorpus, diverse auteurs, laatst (1790) door Cornelis De Smet (1742-1815)
Al vóór 1565 stond een Calvariegroep op drie sokkels te midden van het Falconplein; op de stadsplattegrond in vogelvlucht van Bononiensis (ca. 1565) worden de beelden ingetekend.
Bij de Beeldenstorm (1565) zal de groep verminkt worden en in 1610 gaat Martin Van Calster een nieuw Christuscorpus snijden. Over de erbijhorende beelden van Maria en Johannes wordt nooit meer gesproken.
Het beeld van Van Calster raakt evenwel snel in verval, Hans Van Mildert (ca. 1585-1638) zorgt in 1638 voor een (eveneens houten) opvolger die het uithield tot 1782.
In 1790 volgt een vernieuwing door Cornelis De Smet <noot 1> gepaard met een herinzegening. Kort erop, in 1797 (Franse Tijd), werd het kruisbeeld uit de openbare ruimte weggenomen en geborgen. In december 1804 kwam het Christuscorpus in het 'groot' portaal van de Predikherenkerk (Sint-Pauluskerk) terecht. In 1900 volgde een heropstelling in kerk zelf, naast het hoogzaal.
<noot 1> Cornelis De Smet (Dendermonde 1742 - Antwerpen 1815) was overleden op het moment dat het Christuscorpus - volgens twee afzonderlijke bronnen - werd 'hernieuwd'. De auteurs vermelden of 1817 of 1819 voor het snijden van het nieuwe beeld. Deze datering is fout. Jan Van Damme (zie literatuur) corrigeert en stelt op basis van stadsrekeningen dat De Smet het beeld van 1790 vervaardigde.
Boven: Het Christuscorpus van Cornelis De Smet in de Sint-Pauluskerk - Foto WS, 2008
Midden links: 19de-eeuwse prent van Haghe, het kruisbeeld in het portaal;
Midden rechts: de beeldengroep op het plein op het plan van Bononiensis (ca. 1565)
Onder: de bij het Christuscorpus in de kerk opgestelde beelden van Onze-Lieve-Vrouw van Smarten en de H. Johannes evangelist. Beelden afkomstig van het in 1833 gesloopte koordoksaal; werk in Carraramarmer van Peter (I) Verbruggen uit 1654 - Foto's WS, 2008
Archief: Hs1491: [f° 50v°, 51r°]
Iconografie: Louis Haghe (1806-1885), chromolitho (archief Sint-Pauluskerk); KIK-IRPA, Brussels (Belgium), cliché E034455
Literatuur: Kronijk 1 (1770-1785), p. 126; Kronijk 6 (1797-1798), p. 94; Thyssen 1922, p. 233-235; Lattin 1941, p. 34-37; Stadsbeelden 2001, p. 196; Sint-Paulus-Info, 70 (2006), p. 1782 [C 2; Stabat MAter, Johannes]; Sint-Paulus-Info, 71 (2007), p. 1854 [F 18; Kruisbeeld]
Floris Prims, "Het kruisbeeld op het Falconplein", 'Antwerpiensia' 19 (1948), Antwerpen, 1949, p. 37-42. (met vermelding van de legendarisch geïnspireerde 'Korte beschrijving der oudheden des afbeeldsels van den gekruisten Christus, staende in het portael van St. Paulus parochiekerk voor deezen-genaemt de Predik-heeren tot Antwerpen', De Vos: Antwerpen, 1804) — pdfE-txt
Damme 1994 — Jan Van Damme, "Het Christuscorpus van het Falconplein in de Sint-Pauluskerk", 'Sint-Paulus-Info' nr. 59 (oktober 1994), p. 1109-1118.
Referentie: vkb1.0563
Teksten:
Op desen tijd [oktober 1782 - WS] wird het kruijs, staende te midden der Faconsplijn, en dreygende te vallen, van daer weggedaen, laeten alleenlijk den voet van blauwen steen aldaer ter plaetse.
Dit kruys is aldaer gesteld ten Jaere 1638. Het beeld van onsen Heere daer aen hangende, is gemaekt door den vermaerden beeldhouwer Arn. Quillins. [Kronijk 1 (1770-1785), p. 126]
[1797] Het kruijs op de Faconsplijn ten jaere 1790 herstelt wird ook afgedaen (ziet wat er op 17 October van dit jaer van staet). [Kronijk 6 (1797-1798), p. 94].
'Kruis beelden welke nog op heden 1867 in onze stad te vinden zijn': (...).
7. Het Kruisbeeld dat vroeger op de Falconsplein stond, en door Artus Quellin uit eikenhout gemaakt was, is na de heropening der kerken nog voor eenigen tijd geplaatst geworden in het portaal van S_t. Paulus kerk, doch was zoo danig versleten dat men in 1819 verplicht is geweest er een nieuw te laten maken dat getrouw naar het oude van Quellin uitgevoerd is door C. Desmet (A)
(A) Dezen Desmet was leerling van Van der Neer en plaatste ook de 2 beelden in den gevel der Bank in de Lange Nieuwstraat. [Hs1491: f° 50v, 51r°]
Sint-Paulusparochie (verdwenen beelden) [Thyssen 1922, p. 233-235]
Falconplein. - 273. Kruisbeeld. - Reeds van vóór 1565, verhief zich in het midden der Falconplein een kruisbeeld waarbij, volgens de kaart van Virgilius van Bolonja, eene O. L. Vrouw en een St-Jan aangebracht waren.
In 1565 werd dit kruis schandelijk verminkt door eenige beeldstormers; van stadswege werd er alsdan uitgeroepen dat zij, die de daders konden kenbaar maken, 50 Carolus-gulden zouden genieten:
"Alzoe in Sondage, des nachs, lestleden, zekere godlooze quade menschen ende sectarisen, zoe wel te vermoeyen is, hebben gepynt ende hen vervoirdert aff te breken ende te scheynden de crucifixen staende opte brugge van den Engelsschen Borssen ende bij de Fakens, ende want tselve is ter grooter oneeren ende in blasphemie van Gode almechtich, ende men geerne comen soude totter waerheyt van dien. Soe eest dat men cundicht ende laet weten, van s'Heeren ende van der stadt wegen, dat zoe wie yemande der gheenre die tselve feyt gedaen hebben, can gevangen oft apprehendeeren, oft den Heere sal cunnen gewysen, aenbrengen oft accuseren, in sulker voege dat zij gevangen oft geapprehendeert mogen worden ende in handen van den justicien alhier commen, dat men dien gheven sal, van deser stadt goede, van elcken alsulckdanigen deliquanten, vijftich Carolus. guldenen eens. ..." (234: 1)
Ongelukkig bleef deze zaak zonder gevolg.
Na 1593 kleurde David Remeeus, op stadskosten, het onderhavig kruisbeeld. (234: 2)
De stadsrekeningen van 1638 zeggen ons dat er betaald werd aan Erasmus Quellin 66 gulden voor geleverde teekeningen, waaronder die "van den voet van het Cruijs opde Facons pleyn, ende oock het Cruijs ende eenen Christus." Er geschiedde dus eene vernieuwing van de beeltenis, en, volgens Diercxsens (234: 3) was het nieuw eiken kruisbeeld een gewrocht van den vermaarden Artus Quellin.
Uit de rekeningen van 1630 weten wij dat er dit jaar, wegens de stad, herstellingen geschiedden aan "het crucifix op de Fakonspleijn", door den beeldhouwer Matth. Grossart.
In 1790 onderging dit meesterstuk eene groote herstelling; het werd dan ook herwijd. Ziehier hoe deze voorvallen door eenen ooggetuige verhaald worden:
"Op Sondag 17 October na middag na 't eyndigen van het Lof in de Borgtkerk heeft den seer Eerw. heere Petrus Paul Buys, Pastoor der voors. kerck, plegtiglijk ingewijd het Beeld van onsen gekruysten Zaligmaecker op de Fakonsplyn, het welk vernieuwt en in staet is gebrogt het zelve dreygende te vallen was daer weg gedaen inde maend 8ber 1782. (aldan gemeld). Deze plyn was verciert en beplant met Boogwerken van boomen, met Standbeelden, zuylnaelden, Lof en jaerschriften, waerbij eenen praeltrijn van opgecierde kinderen draegende de zegeteekens van het bitter lijden ons Heere Jesu Christi, verlosser van het menschelijk geslagt, waertoe als ook tot de Illuminatie savons, de vriendelijke gebuerten tot de Brouwers toe zoo godvrugtiglijk als mildadiglijk geene moeyte nog costen hebben gespaert. - Op den voet van 't kruys leest men:
tU Mea LUX,
reDUCta CrUX. (234: 4)
In den Franschen tijd werd dit kruis weggenomen en in veiligheid gebracht tot aan de heropening der kerken; alsdan werd het binnen het groot portaal der St-Pauluskerk geplaatst. Cornelius De Smet herstelde het in 1817.
Bij dit kruis kwamen steeds talrijke zieken 's Hemels hulp inroepen tegen de koorts. Vele menschen hebben er genezing bekomen, en tot op den huidigen dag komt nog zeer veel volk hulp en troost zoeken aan de voeten van den grooten Trooster der bedrukte zielen.
Dikwijls is dit beeld geschilderd geweest, doch eindelijk is men op het goed gedacht gekomen, de menigvuldige lagen verf, waarmede het bedekt was, te doen verdwijnen, zoodat men nu al het fijne van den beitelsteek wederom bewonderen kan.
In 1900 deed het kerkbestuur hetzelve binnen in de kerk stellen nevens het hoogzaal.
234(1) Gebodboek. Deel C. fol. 14, v/o.
234(2) 'Geschiedenis der Antwerpsche Schilderschool', Van den Branden, bl. 600.
234(3) 'Antverp.' enz. Deel VII, bl. 223. /// 234(4) J.B. Van der Straelen, Kronijk, Deel 1.
De stadsrekeningen maken ons omtrent de aard en de omvang van de werken tussen1782 en 1790 trouwens niet veel wijzer. Ze leveren wel een naam op: "Aen Cornelis de Smedt mr. Beeldhouwer de somme van achtennegentich ponden thien schellingen ses grooten artois over gewerkt te hebben ten dienste deser stad sedert 13 July 1700 [recta: 1790 - WS] tweentachentigh tot twintig october 1700 [recta: 1790 - WS] negentigh, aen het kruys opde facons plijn luyd de rekeninge met acte collegiael ende ordonnantie m t quitt_e ..... 98.10.6". <26>
26. SAA., R., 229, f°282v°.
Een bijna identieke tekst vinden we ook terug in een copie van deze stadsrekening: SAA., R., 228. f°139r°.
Het collegiaal actenboek van dezelfde periode bevestigd deze gegevens: "geord. te betalen aen Cornelius de Smedt de So[mm]e van £ 98"10"6 over & ende ter saeke als luyd syne rek[ening]e actum ut supra (6 Xber 1790)" (SAA., PK., 616, f°I95v°). [Damme 1994, p. 1116]